NewSchool meet-up: Succesvolle drop-outs
NieuwsWat kunnen we leren van drop-outs en welke nieuwe onderwijsvormen zijn er?
Wat kunnen we leren van drop-outs en welke nieuwe onderwijsvormen zijn er?
Drop-outs. Veel jonge mensen stappen om allerlei redenen uit het bestaande schoolsysteem en gaan zonder diploma op eigen houtje verder. En soms heel succesvol. Wat kunnen we van deze ‘succesvolle drop-outs’ leren? Daarover praten we tijdens een meet-up over NewSchool, een platform waarop kennis over nieuwe vormen van leren wordt gedeeld.
Niet iedereen voelt zich even goed thuis in het ‘reguliere’ onderwijssysteem. Maar wat moet je dan als leren op een ‘normale’ school niet lukt? Jelle, Laura en Jorn zijn alle drie drop-out én student bij Codam, een revolutionaire programmeeropleiding op Marineterrein Amsterdam. De drie studenten hebben met elkaar gemeen dat ze moeite hadden zich te motiveren. Wat bij elk van hen de boventoon voert, is dat het stampen van feiten, het behalen van cijfers en naar deadlines toewerken – zoals dat op elke reguliere school gaat – contraproductief werkte.
Drie drop-outs
Nadat Jelle als 12-jarige de ziekte van Pfeiffer kreeg, heeft hij op school nooit meer zijn draai kunnen vinden. Met zelfstudie werkte hij aan zichzelf, maar hij bleef op zoek naar een onderwijsvorm die wél bij hem past: projectmatig werken, in eigen tempo en online.
Laura herkent dat, en haalt Codam aan als voorbeeld van een methode die wel werkt. ‘De nadruk ligt niet op cijfers, het gaat erom dat je iets leert’, zegt ze. ‘Daardoor ben je minder bezig met hoe goed het is, maar meer met hoe je jezelf kan ontwikkelen.’
Jorn was een snelle leerling, maar stopte met school nadat hij van 3 havo naar 4 vwo was gegaan. Desondanks kreeg hij een motivatieprobleem. ‘Ik zag het nut van feiten leren niet in’, zegt Jorn. Na een tussenjaar in de VS kwam hij bij Codam terecht. ‘Hier kan ik direct de techniek die ik leer in praktijk brengen, dat motiveert mij wel.’
De drie drop-outs zijn het erover eens dat in het reguliere onderwijs te weinig persoonlijke aandacht is en dat bepaalde kansen voor ander onderwijs blijven liggen. Maar het kán wel anders. Want Codam is niet alleen in het aanbieden van alternatieve, vernieuwende onderwijsvormen.
Case: Digital Society School
Aan het woord komt Zlatina Tsvetkova. Zij werkt bij een nieuwe afdeling van de Hogeschool van Amsterdam, Digital Society School. ‘Samen ergens aan werken en vooral dóen, is de basis van de school’, zegt Zlatina. Als voorbeeld moeten de aanwezigen in groepjes een papieren vliegtuigje vouwen, met één arm en zonder te praten. Het laat het belang van samenwerking zien. ‘Studenten van Digital Society School gaan twintig weken samenwerken bij een bedrijf, maar niet nadat zij workshops tinkering en design thinking hebben gevolgd en een week lang bezig zijn geweest met ‘selfcare’. Tussendoor zijn er allerlei meetings met de studenten, waar ook ruimte is voor persoonlijke zaken.
Ook de opleiding zelf blijft zichzelf vernieuwen om interessant te blijven. ‘Elk semester werken we het curriculum bij, ook inhoudelijk veranderen de onderwerpen, die moeten relevant blijven’, zegt Zlatina. “Je kunt nooit helemaal voorkomen dat er drop-outs zijn, maar op deze manier wordt het wel een stuk minder.’ De belangrijke learnings van drop-outs volgens Zlatina: ‘Volg je passie, leer om een reden, onderzoek meer manieren om te leren; de een wil het voelen, de ander wil lezen.’
Case: Codam
Ook Codam is bij de meet-up aanwezig. Lukas Vonk is education assistant bij de programmeerschool. Hij ziet dat daar een hoop mensen zijn die gestopt zijn met regulier onderwijs, of mensen die, met veel tegenzin, wel een diploma hebben gehaald. Wat is het geheim van Codam? ‘Codam laat heel veel ruimte voor je individualiteit, je hebt sowieso heel veel vrijheid: er is geen rooster, je komt wanneer je wilt 24/7, je hebt geen leraar, je leert met en van elkaar en je hebt het internet als bron. Het is aan de studenten zelf om hun eigen draai daarin te vinden’, zegt Lukas.
De mentorrol wordt bij Codam vervuld door education assistants, zoals Lukas zelf. ‘Je ondersteunt de studenten, maar niet op inhoud’, zegt hij. “Het begint er al mee dat je als student je verhaal kunt delen. Het leren gebeurt autonoom, daardoor hou je juist ruimte over voor persoonlijke dingen. Op de universiteit is dat andersom. Hier hebben we bovendien een psycholoog rondlopen die mensen kan helpen die kampen met depressie of met een autistische aandoening’, zegt Lukas. ‘Er is nog iets dat we echt anders doen. We kijken niet naar de achtergrond van mensen en studenten betalen geen collegegeld. Daardoor komen heel andere mensen binnen, ook bijvoorbeeld veel vmbo’ers. Bij Codam vallen alle niveaus weg en daardoor krijg je juist creatievere oplossingen.’
Case: Studiezalen
Studiezalen zijn locaties in kwetsbare wijken waar kinderen van 9 jaar en ouder in alle rust en in een gezellige, veilig omgeving kunnen leren. Abdelhamid Idrissi van Studiezalen vertelt: ‘Er is geen onderwijsprogramma, het gaat om vertrouwen en zelfvertrouwen. Er lopen life-coaches rond die de kinderen kunnen helpen met hun persoonlijk leven, met hun dromen, hun problemen. Van de 650 kinderen die mee hebben gedaan, was er maar één drop-out.’
Wat kunnen andere (basis)scholen leren van Studiezalen? ‘Het begint met het kind goed leren kennen, maar ook de ouders en de omgeving. Dat ziet het kind. Bij Studiezalen is er bijvoorbeeld een intensief protocol tegen bijvoorbeeld pesten, waar ook de ouders bij worden betrokken. Dat werkt erg goed. En we gaan problemen als armoede of persoonlijke hygiëne niet uit de weg. Ouders kunnen een negatieve bijdrage hebben in het drop-outverhaal, prestatiedruk speelt daarbij een grote rol.’
Case: Hyperion Lyceum
Het Hyperion Lyceum is een gloednieuwe school in Amsterdam-Noord, gebouwd onder architectuur met veel hout, groen en zelfs een glijbaan. ‘Hyperion wil graag vernieuwende vormen van onderwijs toepassen, maar dat lukt nog niet, hoe graag we het ook willen’, constateert Iris Driessen, docente Nederlands aan het Lyceum. ‘Het idee was bijvoorbeeld om veel projectonderwijs te geven maar in de praktijk komt daar weinig van terecht. De meeste leraren kunnen of willen niet op die manier werken.’
Hoe krijgen we in traditioneel onderwijs die nodige vernieuwing? ‘Op andere scholen is mij nooit gevraagd naar mijn visie, die vraag wordt wel gesteld op het Hyperion’, zegt Iris. ‘Ik ben ervan overtuigd dat het contact dat je in de klas hebt met je leraar heel waardevol is en ik zou graag willen experimenteren met een aanpak als flipping the classroom; online vind je de uitleg, maar de som doe je in de klas. Dan moet er geld komen voor omscholing om tot projectonderwijs te komen.
Conclusies