Als een toekomstbestendig stadskwartier ergens kan slagen, dan is het hier
NieuwsThijs Meijer, adjunct-directeur van Bureau Marineterrein, zet in deze column uiteen wat er gebeurt op het Marineterrein, en vooral waaróm.
Thijs Meijer, adjunct-directeur van Bureau Marineterrein, zet in deze column uiteen wat er gebeurt op het Marineterrein, en vooral waaróm.
Dat mensen eerder nooit op het terrein kwamen, is niet raar. De verboden toegang geldt al sinds de Admiraliteit hier in het midden van de 17e eeuw haar werf bouwde. Een open dok dat tot de jaren zestig van de vorige eeuw voornamelijk uit water bestond. Die beslotenheid bleef bestaan in het tijdperk van de latere Koninklijke Marine. Totdat op 1 januari 2015 de Voorwerf als eerste deel werd opengesteld voor het publiek. Al die eeuwen was het gebied niet van Amsterdam. En dat is het nu overigens nog steeds niet. Het publiek toegankelijke deel is anno 2019 nog ‘eigen terrein’ en eigendom van de staat. Om dat misverstand maar alvast uit de weg te ruimen: het komt dus niet terug naar Amsterdam, wat vaak wordt beweerd, het wordt nu voor het eerst Amsterdam.
De start van die omwenteling ligt in 2011 bij de beslissing van Defensie om het terrein grotendeels af te stoten. Het Rijk en de gemeente hebben daarop in 2013 besloten om gezamenlijk en gelijkwaardig leiding te geven aan de ontwikkeling. Er zijn een paar cruciale elementen in die samenwerking die een groot effect hebben gehad op de veranderingen tot dusver. De drie belangrijkste daarvan zet ik op een rijtje.
Om slagvaardig stappen te kunnen zetten, heeft één organisatie, Bureau Marineterrein Amsterdam, een ruim mandaat gekregen. Het is verantwoordelijk voor zowel het beheer als de exploitatie en geeft richting aan de ontwikkeling van het terrein. We noemen dat ontwikkelen door te programmeren. Dus vooral sturen op wie er wat doet, en wie zo dus actief bijdraagt aan de toekomst van het terrein. Het tweede aspect is de manier van ontwikkelen. In tegenstelling tot een alomvattend, in beton gegoten masterplan, is de benadering hier stapsgewijs. Met ruimte voor tussentijdse reactie en correctie. Reactie op de steeds sneller veranderende wereld en correctie van de eigen plannen waar dat nodig is. We noemen dat een adaptieve strategie (of organische ontwikkeling). Dus geen vaststaand eindbeeld maar wel einddoelen. En stapsgewijs vooruitgaan met concrete tussenresultaten. Het meest volhardende antwoord op de meestgestelde vraag (wat wordt/is het Marineterrein?) luidt daarom: een toekomstbestendig stadskwartier.
Tot slot zijn er een aantal richtinggevende thema’s voor de ontwikkeling opgegeven. Het belangrijkste daarvan is innovatie. En dat is in dit geval geen modegril – want welke zichzelf respecterende stad heeft de afgelopen vijf jaar geen innovatiedistrict opgericht? – maar een heel belangrijke handreiking uit het verleden. Dít innovatiedistrict bestond namelijk al in de 17e eeuw toen hier wereldomspannende nautische uitvindingen werden gedaan, met hightechschepen als resultaat.
Hoe die drie elementen de richting bepalen voor de toekomst, is nu al te zien voor wie het terrein en zijn gebruikers aandachtig verkent. Om te beginnen is er veel publiek toegankelijke ruimte op de Oostelijke Eilanden bijgekomen. En wat voor een ruimte! Met groene plekken om te verpozen maar ook en vooral om te sporten en te zwemmen. Daarvoor is de havenkom met een boardwalk afgeschermd van alle vaart. Het zwemwater wordt verbeterd om zo de eerste officiële zwemplek binnen de ring te kunnen worden.
Verder is er een handvol gebouwen in de afgelopen jaren overgedragen door Defensie. Het grootste deel van alle ruimtes is in gebruik door een dertigtal bedrijven, met ongeveer vierhonderd mensen die op het Marineterrein werken. Drie daarvan zijn horecagelegenheden: Pension Homeland, restaurant Scheepskameel en Clubhouse. Het gaat te ver om alle leden van onze community hier op te sommen. Daarom ter illustratie twee van de meeste recente aanvullingen, Codam en AMS Institute.
Codam is een opleiding die ver buiten de gebaande paden gaat. Ze leidt jonge volwassen tot 30 jaar op tot programmeur, zonder daar lesgeld voor te vragen. Bovendien staat de opleiding open voor iedereen en zijn er geen diploma’s vereist. De selectie is echter wel pittig, eerst online en dan een aantal weken op locatie. Daarnaast onderscheidt de opleiding zich ook door 24/7(!) open te zijn. En er zijn geen klaslokalen maar wel veel werkstations waar de studenten actief bezig zijn met programmeren en het vooral samen moeten doen zonder de directe aansturing van docenten.
Een ander sprekend voorbeeld is het Amsterdam Institute for Advanced Metropolitan Solutions (AMS Institute). Een initiatief van de gemeente Amsterdam voor universitaire studie en wetenschappelijk onderzoek naar alle vraagstukken van de grote stad. Het curriculum en de onderzoeksprojecten worden gevoed door TU Delft, Wageningen University & Research en MIT Boston. Daarbij is het idee dat de stad zelf onderdeel is van de onderzoeken. Het Marineterrein is de uitgelezen plek om dit soort testen uit te voeren. Het is immers eigen terrein en het beheer en alle huurders zitten bij dezelfde ‘huisbaas’.
We testen ook onze eigen plannen. Zo wordt het terrein stapsgewijs autovrij gemaakt om met de vrije openbare ruimte betere ontmoetingsplekken mogelijk te maken. Dat vraagt dan wel om oplossingen voor bezoek en belevering. Die worden hier getest samen met bedrijven op het terrein die onderzoek doen naar nieuwe en slimmere vormen van logistiek.
Zo voeden de stappen van nu dus de ambitie voor de toekomst. Op basis van een set thema’s en waarden hebben we de eerste huurders geselecteerd en daar is een community mee gevormd. Een van de lessen uit die startende community is dat kennisuitwisseling, en blijvend leren, belangrijke voorwaarden zijn voor een goed werkend innovatiemilieu. Dat inzicht heeft later niet alleen tot de komst van o.a. AMS Institute en Codam geleid, maar ook de missie voor het terrein als geheel vormgegeven. De huidige community staat nu model voor wat het gebied in de toekomst moet gaan betekenen. Daarbij is ‘leren’ (heel breed gedefinieerd) een van de belangrijkere thema’s geworden.
Naast ‘leren’ en ‘verkeer’ zijn er de thema’s ‘water’, ‘gezondheid’ en ‘wonen’. Niet alleen zwemwater, maar ook de klimaatadaptatie en verkoeling van de stad wordt onderzocht. Onder ‘gezondheid’ scharen we de vraag hoe we, alsmaar ouder wordend, mentaal en fysiek fit kunnen blijven en hoe techniek ons daarbij kan helpen. Voor al deze onderwerpen geldt dat de ervaringen die hier worden opgedaan – door kennis te delen tussen onderzoekers, vernieuwers en ondernemers – toepasbaar zijn bij uitdagingen in de hele stad en daarbuiten. Het thema ‘wonen’, en dan bijzondere en innovatieve woonvormen, zal in de nabije toekomst worden onderzocht.
De toekomstige ontwikkeling op de langere termijn blijft wel een bijzondere opgave. Het Marineterrein is welbeschouwd een relatief klein gebied. Zeker in vergelijk met andere innovatiegebieden, of bijvoorbeeld in relatie tot de omvang van de woningbouwopgave. Maar de bestaande jarenzestigbouw op het Marineterrein is zacht uitgedrukt van bescheiden kwaliteit (uitzonderingen daargelaten) en alles is erg uitgestrekt aangelegd. Dat maakt dat er relatief veel ruimte is voor vernieuwende bouw en een zorgvuldige nieuwe inrichting van de buitenruimte. Bovendien is het door de centrale ligging aan het water een heel erg gewild terrein. Daarom kunnen we bovengemiddeld hoge eisen stellen aan de toekomstige plannen. En als de ambitie om een toekomstbestendig stadskwartier te realiseren ergens moet kunnen slagen, dan is het wel hier.
Deze column verscheen eerder in buurtmagazine IJopener.